ONVERWERKT VERDRIET
door: Suzan Otten-Pablos
“Nu heb ik lang genoeg beneden gezeten. Ik ga
naar boven om een serie te kijken.” Dochter vertrekt naar boven en ik voel me
radeloos. Vind ze het hier niet gezellig? En wat gaat ze boven echt doen? Ons
depressieve kind zegt de laatste tijd zulke enge dingen. Over de dood en hoe ze
het zal gaan doen. Ze mag daarom niet te lang alleen blijven. Straks roep ik
haar.
Als ze weer bij me is, begint ze te praten.
Over haar eerste jaren op de middelbare school. Sommige dingen wist ik, andere
dingen niet. “Ik werd zo gepest en ik had helemaal niemand.” Mijn hart breekt.
In die jaren praatte dochter niet met anderen en zeker niet op school. Maar ik
wist niet dat het haar zo eenzaam heeft gemaakt.
“Ze lachten me uit. Ze riepen me na en ze
maakten foto’s. Als het pauze was, liep ik heen en weer in de gang en op het
laatst ging ik maar alleen zitten. Alleen op deze manier ging de pauze een
klein beetje snel voorbij. Op een keer heb ik zelfs op de grond gelegen en
schopten ze mij. Het was vreselijk.”
Terwijl ze dit vertelt, vecht ik tegen mijn
tranen. “Waarom heb je dit niet eerder tegen mij gezegd? Je weet toch dat je
altijd eerlijk tegen mij kunt zijn, dat ik altijd naar je luister en dat ik je
altijd help?” Dochter kijkt me verdrietig aan. “Ik was bang dat jij naar school
zou gaan en dat het dan allemaal nog veel erger zou worden.”
“Weet je? Op school is er een hoog torentje.
Heel vaak heb ik bedacht dat ik daar vanaf zou springen. Dan was het gewoon
allemaal voorbij. Het is maar goed dat ik de weg niet wist, anders was ik er nu
allang niet meer geweest.” Als ze dit gezegd heeft, herhaalt ze het nog drie
keer. “Mama, ik had dan nu echt niet meer geleefd.”
Ze slikt een keer. “Volgens mij heb ik het
allemaal nog lang niet verwerkt. Ik dacht dat het weg was. Nu heb ik een
geweldige vriendengroep en ik vind ik het hartstikke fijn op school. Maar toch
komt het ineens allemaal weer naar boven. Ik kan wel janken.” We knuffelen
elkaar. “Huil maar, lieverd”, zeg ik. “Er zal de komende tijd nog wel meer los
komen. De antidepressiva doet zijn werk en de hulpverlening is gestart.”
Wat kan ik verder doen? Het valt me zwaar en
ik voel een enorme, maar dan ook een enorme woede opkomen naar de pesters.
Weten ze wel wat ze mijn kind hebben aangedaan? Dat dit doorwerkt tot in de
volwassenheid? Het liefst zou ik hun koppen met terugwerkende kracht door de wc
spoelen. Wat een etters.
Het is een nachtmerrie, maar deze gedachten
helpen niks. Gelukkig heb ik een sterke dochter. Na ons gesprek herpakt ze zich
sneller dan ik. We drinken wat samen en gaan daarna naar bed. Zo als elke avond
geef ik haar een kus. En deze keer beloof ik nog een keer extra dat ik er
altijd voor haar zal zijn.